Vlees was in de zeventiende eeuw voorbehouden aan de elite

In het programma De Verdwenen Stad gaan we iedere keer naar een andere plek in Amsterdam om te kijken hoe die in de loop van de tijd is veranderd. Deze keer zijn we in de Nes, de plek voor Amsterdammers voor een stukje vlees. Het eten van vlees was in de middeleeuwen iets wat veel mensen zich konden permitteren. Met de groei van de Amsterdamse bevolking vanaf de zestiende eeuw was dat niet meer het geval. De veestapel kon niet meegroeien met de bevolkingsaanwas en zo werd het eten van vlees iets wat was voorbehouden aan de elite. Voor dat stukje vlees kon je, tussen eind zestiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw, terecht in de Nes. Er was een kleine en een grote Vleeshal. Beide hallen waren er al voordat ze vleeshal werden. De grote Vleeshal was ooit de plek van de voormalige Sint Pieterskapel, die behoorde tot het Sint Pietersgasthuis. De kleine Vleeshal was ooit de kapel van het Margrietenklooster. Je zou het nu niet meer zeggen, maar de Nes was ooit de plek waar talloze kloosters stonden. Na de alteratie in 1578 werd het katholieke stadsbestuur afgezet. Alle katholieke instellingen kregen een andere bestemming. Om je vlees te mogen verkopen moest je lid zijn van het gilde. Keurmeesters van het gilde zagen toe op de kwaliteit van het vlees. Ook sjoemelen met vlees was iets waar ze goed op letten, weet Emma Los van het Stadsarchief Amsterdam: "Ik heb begrepen dat ze de pootjes aan de konijnen lieten zitten om te laten zitten dat het geen katten waren." In de grote Vleeshal stonden 48 banken waar slagers hun waar uitventten. In de kleine Vleeshal was er plaats voor 28 banken. Op het plein tussen de vleeshallen stonden ook nog kramen in de buitenlucht. Hier kon je terecht voor gevogelte en riviervis. Lid zijn van het gilde had zo zijn voordelen. Jonge slagers kregen bij het gilde een opleiding. Het lidmaatschap was ook eens soort levensverzekering, want mocht er iets met je gebeuren, zorgde het gilde voor weduwe en de kinderen. Het gilde was volgens Emma Los dan ook 'een soort sociale voorziening'. Dankzij het gilde werden beunhazen buiten de deur gehouden en het werk onder elkaar verdeeld. Zo'n honderd jaar geleden werd de vleeshal afgebroken en kwam er een geheel nieuw gebouw te staan, dat inmiddels onderdak biedt aan een bedrijf dat is gespecialiseerd in online betalingen, iets compleet anders dus.  Kijk hier voor meer afleveringen van De Verdwenen Stad Amsterdam Voor De Verdwenen Stad Haarlem hun je hier terecht.

Lees verder