Hoe de buurtwinkels uit de Amsterdamse Chasséstraat verdwenen

In het programma De Verdwenen Stad gaan we iedere keer naar een andere plek in Amsterdam om te kijken hoe die in de loop van de tijd is veranderd. Deze keer zijn we in de Chasséstraat in West. Honderd jaar geleden was het een straat met heel veel winkels, maar die zijn nu allemaal verdwenen. We lopen met Bart Verlinden door de Chasséstraat. Hij woont in de straat en geeft er ook rondleidingen. Voor veel panden stopt hij even om ons te vertellen over de winkel die hier ooit heeft gezeten. Alleen de grote ramen verraden dat hier ooit een slager, bakker, of kruidenier heeft gezeten. Het waren voornamelijk winkels in dagelijkse benodigdheden. Zoals de Chasséstraat waren er volgens historicus Clé Lesger heel veel winkelstraten in de stad: "Om een voorbeeld te geven: in 1925 zaten er in Amsterdam bijna 2400 kruideniers. En dan moet je bedenken dat de stad toen een stuk kleiner was dan tegenwoordig. Dat betekent dat bijna in iedere straat één of meerdere kruideniers zat."  Dan is de vraag natuurlijk: waarom waren er toen zoveel kruideniers? Het antwoord is volgens Lesger eenvoudig: "In die tijd besteedden mensen veel van hun inkomsten aan dagelijkse benodigdheden. Dat betekende dat er voor veel winkels in die levensmiddelensector een boterham te verdienen viel. Het waren er heel veel en ze zaten in dit soort type straten." "Het zijn ook de artikelen waarvoor je niet drie kwartier wilt lopen. Het is een tijd zonder koelkasten. Dat betekent dat vlees, groenten en melkproducten snel bederft. Dus je doet dagelijks boodschappen. Die winkels hadden een heel klein gebiedje dat ze verzorgden. Het was niet veel, maar ze konden ervan rondkomen."  Het was ook de tijd van de verzuiling. Mensen wilden liever iets kopen bij mensen van hun eigen zuil. Daarom zaten in veel straten meerdere winkels van hetzelfde type: een katholieke kruidenier, een protestante kruidenier en een socialistische kruidenier. Tekst loopt door onder de afbeelding. Als we nu door de straat lopen zijn al die winkels weg. Na de oorlog nam het aantal kruideniers, we houden deze groep aan als voorbeeld, sterk af. Waren er in 1925 nog 2400, 25 jaar later zijn het er nog maar 1400. Lesger: "In die periode komt dan ook nog een nieuw concept: zelfbediening en de supermarkt. Het zijn concepten die in Amerika zijn ontwikkeld vóór de Tweede Wereldoorlog. Een van die Amsterdamse pioniers is Dirk van den Broek. Hij had een melkwinkel hier vlakbij op het Mercatorplein." Buurtwinkels krijgen het moeilijk door de supermarkt Van den Broek verkoopt eind jaren veertig van de vorige eeuw de producten die hij altijd verkoopt, maar nu kunnen de mensen ze zelf uitzoeken. Het is voor ons land iets nieuws, maar de mensen zijn direct enthousiast. Begin jaren vijftig komen de supermarkten op. Hier vind je heel veel verschillende producten in één winkel. Ook dat is meteen een groot succes. Het betekent wel dat al die kleine buurtwinkels het steeds moeilijker krijgen en dan zie je hun aantal snel teruglopen.  Lesger: "Het is meer dat dat supermarkt versnelde wat al aan de gang was, dan dat de supermarkt de directe oorzaak is van het verdwijnen van die winkels." Kijk hier voor meer afleveringen van De Verdwenen Stad Amsterdam Voor De Verdwenen Stad Haarlem kijk je hier

Lees verder